Hoe we droomden van ‘Deventer Dubbelstad’, en waarom het er nooit van kwam
Hoofdafbeelding

Toen ik anderhalf jaar geleden verhuisde naar Deventer, deed ik mijn vriendin een historische atlas van de stad cadeau. Stiekem ook een beetje voor mezelf geef ik toe: als historicus ben ik nog steeds nieuwsgierig naar het verleden van de plaatsen waar ik kom en woon.
Een van de verhalen uit de atlas is dat van Deventer Dubbelstad: het ambitieuze voornemen van de gemeente in de jaren ’50 om de stad uit te breiden naar de overkant van de IJssel, en als het ware te verdubbelen. Aan de westelijke oever moest in spiegelbeeld een geheel nieuw stadsdeel komen. Deventer zou in twintig jaar tijd moeten groeien van 50.000 naar 250.000 inwoners, met grote nieuwe woonwijken, nieuwe fabrieken en zelfs een universiteit. Grootse plannen werden verzonnen, tekeningen gemaakt, en onderzoeken gedaan.
De belangrijkste aanleiding was de dreigende overbevolking in ‘randstad Holland’, aldus de burgemeester in 1959. Uitbreiding van deze ‘Ijsselstad’ zou moeten bijdragen aan een meer evenwichtige verspreiding van de bevolking over Nederland. Deventer was volgens hem de ideale plek, op het kruispunt van waterwegen (de IJssel), spoor- en autoverbindingen (de A1 en A50).
Op Twitter/Eur70 vond ik deze kaart uit 1963, met het bijschrift: "In 1963 voorspelde men dat Nederland in het jaar 2000 zo'n 20 miljoen inwoners zou tellen. En dat het land er ongeveer zo uit zou gaan zien."
Dat het niet makkelijk zou worden, wist hij wel, want Deventer lag slechts aan één kant van de IJssel. Aan de andere kant, waar Dubbelstad zou moeten verrijzen, hield de gemeente- én de provinciegrens op. Daar hield Overijssel op en begon Gelderland. Het plan kon alleen slagen met medewerking van de regering, beide provincies en de omliggende gemeenten. Maar het wijzigen van die grenzen lag bijzonder gevoelig. En interbestuurlijke samenwerking – het mantra van huidige overheden, zie bijvoorbeeld www.overheidvannu.nl – was niet zo vanzelfsprekend als nu.
Na een decennium dromen en plannenmaken liet de regering in 1968 weten dat de benodigde wijziging van gemeentegrenzen was afgewezen. Deventer kreeg het dwingende advies om de ambities bij te stellen en de stad in oostelijke in plaats van westelijke richting uit te breiden. En zo geschiedde. Dat verklaart de huidige vorm van Deventer, met de blik op het oosten.
Bron kaart: Janwillemvanaalst (Wikipedia)
Anders dan de plannen uit de jaren '50 groeide Deventer niet naar het westen, maar juist naar het oosten.
Enerzijds vind ik het jammer, dat Dubbelstad er nooit gekomen is. Ik zou best trots zijn geweest, als ‘mijn’ stad zo’n grote en belangrijke rol in de regio had gekregen. Anderzijds is het maar beter ook; het is juist de kleine schaal van de huidige stad (met ca. 80.000 inwoners) die Deventer zo charmant maakt. En het feit dat je met het pontje zo tussen de weilanden en het groen staat, in plaats van tussen betonnen flats.
Onlangs sprak ik Boudewijn Wijnacker, cultuurhistoricus en stadsgeograaf, en werkzaam als adviseur erfgoed bij de gemeente Deventer. Zijn verhalen over het verleden van de Hanzestad en de manier waarop hij werkt aan het behoud van het erfgoed in de stad, doen me denken aan de oude ambities van Dubbelstad, die ik las in mijn atlas.
'Maakbaarheidsdenken was er in de decennia na de oorlog volop’, vertelt hij me. ‘De overheid maakte grootse plannen, voor een wijk of zelfs een hele stad. Nu trekt de overheid zich steeds meer terug, en is het aan inwoners en ondernemers om met initiatieven te komen.’ Daarmee is ook de rol van de gemeente flink veranderd: zij bepaalt niet langer de koers, maar staat midden in de samenleving om samen met stakeholders te komen tot integrale en breed gedragen gebiedsopgaven. Soms in een faciliterende rol, op andere momenten in een meer sturende rol. Om deze positie te bepalen is Deventer bezig met het opstellen van de Omgevingsvisie. Die geeft richting aan de ruimtelijke koers voor de komende jaren.'
'Nu trekt de overheid zich steeds meer terug, en is het aan inwoners en ondernemers om met initiatieven te komen.’
Een interessante kijk in historisch perspectief, als je het mij vraagt. Het maakbaarheidsdenken was lang de norm, maar interbestuurlijke samenwerking niet. Tegenwoordig zijn de kaarten geschud. Interbestuurlijk samenwerken is in zwang: gemeenten en provincies en andere overheden kijken graag over de grenzen heen, zoeken elkaar op en werken samen om gezamenlijke opgaves te bereiken. Maar het maakbaarheidsdenken zijn we kwijtgeraakt.
Is dat erg? Aan de ene kant niet, want overheden wagen zich niet snel meer aan dergelijke grote plannen, zonder eerst alle belanghebbenden en interbestuurlijke partners te hebben betrokken. Draagvlak is essentieel om echt iets is te realiseren, zo hebben ze geleerd. Maar aan de andere kant zijn we wel iets verloren. De verbeeldingskracht, waar Maarten Hajer - hoogleraar Urban Futures aan de Universiteit Utrecht - geregeld voor pleit. Daarmee bedoelt hij het vermogen om te dromen over de wijk of stad van de toekomst, en daar plannen, tekeningen, maquettes en beelden van te maken.
Wat betekent de energietransitie voor jouw gemeente? Hoe maken we onze provincie duurzaam? Hoe ziet ons landschap er in 2050 uit?
Door de toekomst van een gebied te visualiseren, wordt het voor mensen tastbaar; kunnen ze het voor zich zien. Het is een methode die helpt om abstracte beleidsbegrippen concreet te maken, én de omgeving er actief bij te betrekken. Wat betekent de energietransitie voor jouw gemeente? Hoe maken we onze provincie duurzaam? Hoe ziet ons landschap er in 2050 uit? Volgens Hajer moeten we niet alleen rekenen maar juist ook tekenen.
Dromen van de toekomst dus. Onze fantasie gebruiken. Grootse plannen verzinnen, schetsen maken, en maquettes bouwen. Net als eind jaren ’50, maar dit keer mét interbestuurlijke samenwerking? Het zou weleens de manier kunnen zijn om Nederland klaar te maken – en mee te krijgen - voor de uitdagingen van klimaatverandering. Ik ben benieuwd wat die verbeeldingskracht in mijn stad los zou kunnen krijgen. En wat dat zou betekenen voor de historische atlas van mijn kleinkinderen.
Foto: Twitter/Ton_Damen